dinsdag 24 juni 2014

WIK Deel 1: Working Class Harro

Gedurende 7,5 jaar heb ik met veel plezier aan de Westindischekade (in de volksmond de WIK) gewoond. In een serie blogs schrijf ik over het wel en wee in deze achterstandswijk. Vandaag deel 1: Working Class Harro. (Vanwege privacy gebruik ik een andere naam)

Zo'n vijf jaar geleden nam collega en toenmalig straatgenoot Jeroen me voor het eerst mee naar de sigarenboer. Zo noemde hij hem niet, het was Harro. Ons kent ons in de Indischebuurt. Samen stapten we de, zoals het hoort muf ruikende, toko binnen om ons Toto-formuliertje in te leveren.

Daar stond hij: Harro. Precies zoals ik me had voorgesteld. Te weinig haar voor Bob de Rooij-scheiding, maar zijn poging was dapper. Overhemd, mottige spencer en ribbroek. Het onverstaanbare geslis maakte het beeld compleet. Het was het begin van vijf mooie jaren bij Harro.

Hij waande zich voetbalkenner en voorspelde dan ook vaak hoe FC Groningen het ging doen de volgende speelronde. Als zijn voorspellingen niet uitkwamen, was hij de eerste die op maandag riep dat 'hij die nederlaag al had voorspeld'.

Harro had zijn geliefde wijk nimmer verlaten. Nou ja, hij groeide op aan de overkant van de Bedumerweg. In De Hoogte, op steenworp afstand van zijn sigarenhandel. Toen ik vertelde dat mijn ouders daar ook waren opgegroeid, begon hij verder te vragen over het hoe en waar. Ik dwaalde af met de gedachte aan Harro die als Adonis achter mijn moeder aanzat en haar nafloot op straat. In theorie had Harro mijn vader... nee, ik wil het niet weten...brrrrr.

Maandenlang moest iedere klant aanhoren dat hij eigenaar zou worden van de zaak. Zijn grote droom. In eigen beheer de Story, snoepkikkertjes van een stuiver per stuk en zware shag verkopen. Maar als Harro je niet mocht, had je een verkeerde aan hem. Als de terminal van de Lotto weer eens kuren vertoonde, zou hij 'de vertegenwoordiger alle hoeken van zijn zaak laten zien' en toen een man netjes vroeg of hij 'honderd oero' kon wisselen, antwoordde Harro resoluut: 'het zijn geen oero's, maar uuro's!'.

Maar uiteindelijk zat er totaal geen kwaad in de beste man en als ik in de buurt ben, vul ik bij hem mijn Toto-formuliertje in. Ook al is het alleen maar voor een praatje. Over het feit dat dat ene rek met tijdschriften een meter is verplaatst of de bloemen er zo mooi bij staan. Tenzij Harro andere dingen te doen heeft. Zoals de keer dat ik een lege zaak aantrof en enkel het geluid van het doortrekken van de wc hoorde. 'Hai hai, dat lucht op. Soms moet je even flink, he', verklaarde hij zijn wc-bezoek. Hij veegde zijn handen nog even af aan zijn broek en stak zijn hand uit om het formuliertje in ontvangst te nemen. Zelfs daar kwam hij mee weg. Want hij is Harro.



zaterdag 21 juni 2014

Harry



 Het is halverwege de middag op vliegveld Campo dell'Oro nabij Ajaccio. Twee schitterende weken Corsica  liggen achter ons en hét gevoel overheerst. Het gevoel dat iedereen wel kent. De vakantie is ten einde en we verlangen ineens sterk naar huis. Zelfs de autorit richting de luchthaven door de mooiste natuur van Europa kan dit gevoel niet verdringen.

De schuifdeuren van de vertrekhal gaan open en ineens is het besef er: we gaan weer naar Nederland. Voor het informatiebord staan naar schatting 50 stellen van middelbare leeftijd. Hij in geruit overhemd, zij met een driekwart broek en lekker makkelijk kort kapsel. Bergschoenen eronder en klaar zijn de Hollanders. Gelukkig is er genoeg ruimte om even te vluchten van deze harde confrontatie met de reizende Nederlander. 

Eenmaal bij de gate is er echter geen ontkomen meer aan. We ploffen neer en kijken eens goed om ons heen. Links zijn twee stelletjes blijkbaar samen op vakantie. Type Wim, type Connie, type Bert en type Gerda. De dames keuvelen er gezellig op los, terwijl Bert er wat verloren bij zit. Wim is naast het type Wim ook nog eens het type fotograaf. Met zijn veel te kleine toestel zet hij zijn drie reisgenoten op de foto. Armen gestrekt, turend naar het kleine schermpje van de camera in zijn hand. Bert trekt een gekke kop, terwijl Gerda en Connie giechelen om ‘die gekke Wim’.

Inmiddels is er ook rechts van ons een stel gezeteld. De man heeft of geen goede vakantie gehad of hij heeft een slecht huwelijk. Vrolijk is hij in elk geval niet. De Franse reizigers die wachten op hun binnenlandse vlucht vormen makkelijke slachtoffers. ‘De Fransjes gaan. Dahaaaaaag Fransjes’, klinkt uit de mond van de Nederlander als ze opstaan en gaan boarden. Hij verlangt duidelijk naar de slappe koffie op kantoor en is klaar met het reizen. ‘Het hoeft voor hem allemaal niet’.

Wanneer we eindelijk mogen boarden, blijkt het vliegtuig nog niet geland. Aan de rand van de start- en landingsbaan wordt de ergste nachtmerrie waarheid: met alleen maar Nederlandse toeristen op een klein stukje Corsica. Opgepropt.

De paniek slaat toe. Overal waar we kijken, zien we de typische Nederlandse dingen. De bebaarde man naast ons heeft een zandkleurige korte broek aan, nonchalant shirtje, bergschoenen en uiteraard een rugzak waar ‘lekker veel in kan’. Eentje met kompas. Aan de andere kant hetzelfde liedje, maar deze keer iemand met een pet. Een pet die met een touwtje en een klemmetje vastgemaakt is aan het shirt. Anders waait ‘ie weg.

Het toestel dat ons via Sardinië naar Nederland zal vliegen, landt. Een foeilelijk vliegtuig van Sunweb. ‘Harry van de Sunweb. Haha, Harry komt ons halen’, klinkt het om ons heen. Een grap die vervolgens nog een paar keer wordt herhaald en als een soort wave door de groep mensen golft. We kijken elkaar aan en weten het meteen. ‘Zo worden wij later ook.’