maandag 27 juli 2015

Kieftenbeld: de ideale nummer 10

Maikel Kieftenbeld heeft FC Groningen vaarwel gezegd en verkast naar Birmingham City. Een treurige dag. Niet zozeer op sportief gebied. Vooral buiten het veld gaan veel mensen de sympathieke middenvelder uit Lemelerveld missen. En ik ook.

Het gebeurde de afgelopen vijf seizoenen meer dan eens: een zucht, omdat Maikel Kieftenbeld in mijn ogen weer eens iets fout deed. ‘Hij lijdt balverlies, zodat hij het zelf kan herstellen met een overtreding’ en ‘ah, dat was weer een typische, domme gele kaart’ riep ik regelmatig gefrustreerd.

Toch heeft hij zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een nuttige en energieke speler in de selectie. En een modelprof richting de pers. Altijd stond hij journalisten te woord, ook al stond zijn gezicht op de ergste onweersbui ooit.

Het duurde tot augustus vorig jaar tot ik vanwege mijn werk een keer tegenover hem kwam te zitten. Hij was, net als dit jaar, genomineerd als Maatschappelijk speler Eredivisie 2015. Ik moet bekennen dat ik niet goed wist wat ik moest verwachten. Nou ja, mijn idee was dat ik een stereotype voetballer zou treffen met antwoorden die ik van tevoren had kunnen bedenken.

Modelrol
Niets was minder waar. Van de eerste tot de laatste zin vertelde hij oprecht over de rol die hij zijn ogen heeft. ‘Ik merk dat voetbal alleen voor mij niet goed is, omdat ik anders denk dat dit het belangrijkste in het leven is’, drukte hij me op het hart. Op de stelling dat het voor veel profs een ‘moetje’ is om maatschappelijk betrokken te zijn, klonk haast een boos antwoord.

Want Kieftenbeld is niet zomaar een prof. De jongens en meisjes van Kids United kunnen hierover meepraten. Kieftenbeld was tot zijn vertrek betrokken bij de maatschappelijke selectie, een samenwerking tussen FC Groningen en zorgverzekeraar Menzis. Hij was het boegbeeld voor Kids United, het G-team van de FC.

'Ga je mee?'
En dat was niet alleen op papier. Wekelijks viel er een nieuwsbrief op de digitale mat in huize Kieftenbeld met daarin het activiteitenprogramma van Kids United. Waar mogelijk stapte Kieftenbeld in zijn auto om een balletje te trappen met de kinderen. Bij de laatste training voor de zomer van 2014 belde hij eerst collega Michael de Leeuw nog op met de vraag: ‘Ga je mee?’.

Een uurtje later stonden ze op het veld tussen de spelers van Kids United, die al na één training ‘meneer Kieftenbeld’ inwisselden voor ‘Hey Maikel’. Dit op verzoek van Kieftenbeld, die naar eigen zeggen ‘onderdeel van het team’ was. De jongens en meisjes van Kids United liepen met hem weg.

Het gemis van de controleur valt binnen de lijnen niet zwaar. Zo gaat het nou eenmaal bij de FC. Er staat vanzelf een nieuwe speler op die Kieftenbeld doet vergeten. De spelers van Kids United zullen echter nog wel een traantje wegpinken de komende tijd. Nooit meer een steekpass van hun held of hem inmaken op de bowlingbaan.

Nee, de volgende keer als ze rondrennen in hun FC Groningen-shirt met nummer 10 op de rug denken ze aan Maikel. Op zijn beurt zal hij ook nog vaak denken aan zijn vrienden buiten het voetbal. Stiekem was hij de ideale nummer 10. Niet binnen de lijnen, maar daarbuiten.

maandag 20 juli 2015

'Ssssht, niet zo hard'

´Ssssht, niet zo hard’, fluistert ze me in als we aan een tafeltje in de grote recreatiezaal zitten. Mijn oma wordt over twee weken negentig, maar voelt zich niet zo. Haar verjaardag viert ze desondanks in een verpleeghuis in de stad. Eentje die in de volksmond ‘voor gekken’ werd genoemd. 

Dat klopt deels, maar dat is slechts een afdeling in het geheel. Voor oma geldt dit niet. Ze kan het echter nog maar lastig verkroppen dat ‘mensen denken dat ik gek ben’. ‘Wat zeg je als ze vragen waar je oma zit?’, vraagt ze mij. ‘Ik antwoord: in Blauwbörgje’. Lichtelijk geïrriteerd zoekt ze nogmaals naar het antwoord waar ze op zit te wachten. ‘Ik ben toch niet gek of wel? Ik kan nog wel tot tien tellen?’.

Mijn vriendin springt bij en zegt dat er allerlei mensen wonen en dat ze niet gek is. Er verschijnt een glimlach op haar gezicht. De smaak van bevestiging is zoet. Ik refereer nog even aan het tot tien kunnen tellen. ‘Doe eens voor dan…’. ‘1, 6, 5’, klinkt het. Blijkbaar zit het met de humor nog wel goed.

Oma woonde tot vijf jaar geleden zelfstandig in haar geliefde wijk Selwerd. Uitzicht op het park, vlakbij het winkelcentrum en lange tijd vlakbij mijn ouders. Nadat zij overleden ging het minder met haar. Het verlies van haar dochter kon ze logischerwijs niet verkroppen. Ze zat veel thuis, was treurig en had weinig contact met anderen.

Ze verkaste naar Hamrikheem, waar ze haar eigen ruime kamer had en genoeg aanspraak. ‘Ik mis mijn huisje wel. Maar dit is wel beter zo’, besefte ze zich. Langzamerhand kwam ze weer meer onder de mensen. Tegelijkertijd werd haar geheugen wel minder. De namen van haar vele (achter)kleinkinderen haalde ze door elkaar en van wie die kinderen waren wist ze niet. Dus vroeg ze het diverse keren tijdens een bezoekje. Met liefde legde ik het haar weer uit en liet in de ingelijste diagram met foto’s zien van onze familie. Soms was ze het niet met me eens. ‘Nee, die hebben geen kinder.’ Ik ging er niet tegenin.

Erger was het feit dat ze zelfstandig aan de wandel ging, maar het huis niet terug kon vinden. Een gevaarlijke situatie waar begeleiding en familie zich zorgen over maakten. Uiteindelijk was er geen weg terug: verhuizing naar een huis waar ze niet zomaar aan de wandel kon gaan, was noodzakelijk.

Nu zit ze in Paddepoel, nog steeds honderd keer hetzelfde vragend. Maar dan vooral de vraag: ‘Wat doe ik hier? Ik ben toch niet gek? Ik ben een vergeetkont, maar dat heeft iedereen toch?’. Ik weet maar moeilijk wat ik moet zeggen, gelukkig heeft ze voor nu genoeg aan een knuffel en een luisterend oor. 

Eenmaal terug op haar kamer wil ze dat ‘we nog heel eventjes blijven’. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om te vertrekken en we praten nog een tijdje. We gaan de foto’s op het kastje tegenover haar bij langs. ‘Wie is dat? Nee, die is al veeeeeeeel ouder. O ja, die is hier ook al een keertje geweest volgens mij’. Sommige mensen herkent ze. 

‘Ach, die zijn ook al een tijdje weg’, klinkt het als ze naar een familiefoto kijkt. ‘Vlak na elkaar’, vertelt ze mij alsof het nieuw is. Het besef dat ze het over mijn ouders heeft, is er niet meer. Als we weggaan krijgen we een dikke knuffel en een smok van opoe. ‘Ik vind het zo fijn dat jullie er waren. Ik dacht dat ik hier geen visite meer zou krijgen’, zegt ze. We zwaaien en ze schuifelt terug naar haar kamer. Tot snel, oma.