maandag 20 juli 2015

'Ssssht, niet zo hard'

´Ssssht, niet zo hard’, fluistert ze me in als we aan een tafeltje in de grote recreatiezaal zitten. Mijn oma wordt over twee weken negentig, maar voelt zich niet zo. Haar verjaardag viert ze desondanks in een verpleeghuis in de stad. Eentje die in de volksmond ‘voor gekken’ werd genoemd. 

Dat klopt deels, maar dat is slechts een afdeling in het geheel. Voor oma geldt dit niet. Ze kan het echter nog maar lastig verkroppen dat ‘mensen denken dat ik gek ben’. ‘Wat zeg je als ze vragen waar je oma zit?’, vraagt ze mij. ‘Ik antwoord: in Blauwbörgje’. Lichtelijk geïrriteerd zoekt ze nogmaals naar het antwoord waar ze op zit te wachten. ‘Ik ben toch niet gek of wel? Ik kan nog wel tot tien tellen?’.

Mijn vriendin springt bij en zegt dat er allerlei mensen wonen en dat ze niet gek is. Er verschijnt een glimlach op haar gezicht. De smaak van bevestiging is zoet. Ik refereer nog even aan het tot tien kunnen tellen. ‘Doe eens voor dan…’. ‘1, 6, 5’, klinkt het. Blijkbaar zit het met de humor nog wel goed.

Oma woonde tot vijf jaar geleden zelfstandig in haar geliefde wijk Selwerd. Uitzicht op het park, vlakbij het winkelcentrum en lange tijd vlakbij mijn ouders. Nadat zij overleden ging het minder met haar. Het verlies van haar dochter kon ze logischerwijs niet verkroppen. Ze zat veel thuis, was treurig en had weinig contact met anderen.

Ze verkaste naar Hamrikheem, waar ze haar eigen ruime kamer had en genoeg aanspraak. ‘Ik mis mijn huisje wel. Maar dit is wel beter zo’, besefte ze zich. Langzamerhand kwam ze weer meer onder de mensen. Tegelijkertijd werd haar geheugen wel minder. De namen van haar vele (achter)kleinkinderen haalde ze door elkaar en van wie die kinderen waren wist ze niet. Dus vroeg ze het diverse keren tijdens een bezoekje. Met liefde legde ik het haar weer uit en liet in de ingelijste diagram met foto’s zien van onze familie. Soms was ze het niet met me eens. ‘Nee, die hebben geen kinder.’ Ik ging er niet tegenin.

Erger was het feit dat ze zelfstandig aan de wandel ging, maar het huis niet terug kon vinden. Een gevaarlijke situatie waar begeleiding en familie zich zorgen over maakten. Uiteindelijk was er geen weg terug: verhuizing naar een huis waar ze niet zomaar aan de wandel kon gaan, was noodzakelijk.

Nu zit ze in Paddepoel, nog steeds honderd keer hetzelfde vragend. Maar dan vooral de vraag: ‘Wat doe ik hier? Ik ben toch niet gek? Ik ben een vergeetkont, maar dat heeft iedereen toch?’. Ik weet maar moeilijk wat ik moet zeggen, gelukkig heeft ze voor nu genoeg aan een knuffel en een luisterend oor. 

Eenmaal terug op haar kamer wil ze dat ‘we nog heel eventjes blijven’. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om te vertrekken en we praten nog een tijdje. We gaan de foto’s op het kastje tegenover haar bij langs. ‘Wie is dat? Nee, die is al veeeeeeeel ouder. O ja, die is hier ook al een keertje geweest volgens mij’. Sommige mensen herkent ze. 

‘Ach, die zijn ook al een tijdje weg’, klinkt het als ze naar een familiefoto kijkt. ‘Vlak na elkaar’, vertelt ze mij alsof het nieuw is. Het besef dat ze het over mijn ouders heeft, is er niet meer. Als we weggaan krijgen we een dikke knuffel en een smok van opoe. ‘Ik vind het zo fijn dat jullie er waren. Ik dacht dat ik hier geen visite meer zou krijgen’, zegt ze. We zwaaien en ze schuifelt terug naar haar kamer. Tot snel, oma.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten