woensdag 10 september 2014

WIK Deel 2: Gelukkig nieuwjaar, buurtjes

Gedurende 7,5 jaar heb ik met veel plezier aan de Westindischekade (in de volksmond de WIK) gewoond. In een serie blogs schrijf ik over het wel en wee in deze achterstandswijk. Vandaag deel 2: Gelukkig nieuwjaar, buurtjes.

'Kuthoer!'. De benedenbuurman laat er duidelijk geen misverstand over bestaan wat hij vindt van zijn vriendin. Hij, type holbewoner. Zij, gabberwijffie anno 2004. Het tweetal zorgt sinds hun intrek regelmatig voor overlast. Hij is agressief en schreeuwt veel, vooral als hij een paar biertjes heeft gehad. En laat dat nou net onderdeel van zijn ontbijt zijn. 

Met het stoom uit zijn oren sprint hij de trappen naar beneden, smijt de portiekdeur open en beent weg. Beneden klinkt gehuil. Het stel is begin twintig en opgegroeid in een zogenaamde Vogelaarwijk. Bek als een scheermes, trainingsbroek, maar veelal een hart van goud. Zo ook mijn benedenbuuf. Het gehuil gaat door merg en been en als ik haar tien minuten later tegenkom, biedt ze nederig haar excuses aan. 'Sorry, meneer', klinkt het, terwijl haar rode ogen veel leed verraden. Ik antwoord met een vraag: 'Gaat alles wel goed met je?'. Ze knikt en weet niet hoe snel ze weg moet komen.

's Avonds is het weer raak. Slaande ruzie met regelmatig een 'au', een 'kuthoer' en een dichtslaande deur die alles doet trillen  Zij werkt hem krijsend het huis uit. Een paar uur later klinkt gebeuk tegen de portiekdeur. Een 'vriendelijk' verzoek of de kuthoer de deur open wil doen. Zij weigert en na een hoop geschreeuw over en weer druipt hij weer af. De kroeg om de hoek wacht.

Gek genoeg lijken ze de dag erna weer het perfecte stelletje. Het 'liefdevolle' setje heeft zo te zien zelfs uitbreidingsplannen: buurvrouw is zwanger. Tussen de ruzies door hebben ze, en voornamelijk hij, nog een gaatje weten te vinden voor een sekspartij. Negen maanden later is de liefdesbaby er en het gezinnetje is compleet: man, vrouw en zoontje.

Het is een doordeweekse avond halverwege december. De baby huilt en het huilen gaat na een kwartier over in hysterisch gesnik. Het kind kan nauwelijks nog ademhalen en is totaal in paniek. Ik hoor het kraken van de vloer in het appartement onder me en het geluid van een openslaande deur volgt. Iedere stap klinkt dof. Vaderlief komt blijkbaar polshoogte nemen. 'Hou je bek, kutkind!', schreeuwt hij het weerloze mannetje toe. Ik probeer de slaap weer te vatten, maar het leed onder mij zorgt ervoor dat dit nauwelijks lukt. Het kind toont zich opvallend volwassen voor zijn leeftijd en geeft geen kik meer.

De buurvrouw ligt die nacht blijkbaar ook wakker van de opvoedkunsten van haar vriend en neemt het dappere besluit hem de toegang tot het huis te ontzeggen. Ze ontpopt zich in de periode erna tot een echte moeder. Af en toe komt hij nog een keer langs, maar zodra er ruzie ontstaat, schopt ze hem de deur uit. Op een woensdagmiddag gaat het echter weer helemaal mis. Onder de ogen van zijn kind slaat papa uit agressie een raam aan diggelen. Het bloed stroomt rijkelijk onder de ogen van zijn zoontje. Een aanwezige vriendin van de buurvrouw maakt de boel in allerijl schoon, maar hetgeen is gebeurd, valt niet meer uit te wissen. De hele buurt heeft het gezien en veroordeeld.

In de weken die volgen lijkt het kind spoorloos. De Raad voor de Kinderbescherming blijkt het jochie uit huis te hebben geplaatst. Een enorme klap voor de jonge ouders zo blijkt tijdens Oud en Nieuw. Het nieuwjaarsvuur wordt niet gedoofd door tranen van verdriet, maar brandende gehouden met een kinderwagen, een wipstoel, een Maxi-Cosi en een aankleedkussen. Vol verbazing aanschouw ik het geheel, terwijl zij nog een blikje Euroshopper-bier opentrekken en een joint draaien. Gelukkig nieuwjaar, buurtjes...


(Een paar maanden na het verbranden van de kinderspullen mocht het kind weer enkele dagdelen per week bij zijn ouders (voornamelijk zijn moeder) zijn. Het stel is vanwege de aanhoudende ruzies inmiddels op last van de woningstichting verhuisd naar een andere wijk. Onlangs zag ik de moeder met het kind fietsen. Beiden glimlachend)

woensdag 3 september 2014

Brink en Baukje

Ik moest er dinsdag weer aan geloven: de tandarts. Vier gaatjes deze keer. MAAR vier gaatjes in mijn geval. Liggend in de stoel dwaalden mijn gedachten af naar mijn tandartsbezoeken door de jaren heen. Vroeger was alles beter en mijn gebit is daar het half levende voorbeeld van.

Bij ons om de hoek in Paddepoel zat in mijn jeugdjaren tandarts Brink. Een man met een diepe stem waar Sinterklaas jaloers op is, enorme neusharen en een geruststellend karakter. Nimmer had ik het idee dat hij me te grazen ging nemen. Ik poetste braaf, hij was tevreden en na de behandeling mocht ik een gummetje in de vorm van een dier uit een grote pot vissen. Assistente Baukje lachte lief en ik keek stiekem wel weer uit naar het volgende bezoek. Brink en Baukje, op de een of andere manier noemde je vroeger juffen en assistentes bij de voornaam en meesters en (tand)artsen niet, waren gewoon lief en betrouwbaar.

Rond de eeuwwisseling kwam het nieuws dat mijn tandarts zijn spiegeltje aan de wilgen ging hangen. Nooit meer de gang naar zijn praktijk aan huis in de Kometenstraat. Nooit meer het geluid van een tandartsboor als je toevallig voor zijn praktijk langsliep. Balen, maar ik snapte zijn beslissing. Hij stortte zich volledig op een hobby: strips. Hij werd dan ook voorvechter van de komst van het Stripmuseum naar Groningen.

Als net-twintiger stapte ik na Brinks vertrek binnen bij zijn opvolger, die in hetzelfde pand zitting nam. Een Spanjaard wiens kennis van de Nederlandse taal zich leek te beperken tot 'ja' en 'nee'. Ik dacht een paar gaatjes te voelen, maar señor gaf mijn gebit een tien met een griffel.

Niet veel later volgde een tweede bezoek. Het 'spalkje' achter mijn voortanden zat los. Genoeg reden voor hem om het ding er vakkundig uit te slopen. Niks geen extra drupje lijm, eruit met die handel. Het bevreemdde me wel, maar hij was de expert, dus wie was ik om er iets van te zeggen. Achteraf dom, maar achteraf is ook maar achteraf. 

Bij de volgende controle was de Spanjaard vertrokken. Zijn opvolger was een Zuid-Afrikaan, die van 'beginnend gaatje, doen we niks aan' zijn lijfspreuk had gemaakt. Omdat ik het niet vertrouwde, stapte ik over naar een andere tandarts. Vele gaatjes werden ontdekt. Echter bleek de beste man zijn roeping als slager te hebben gemist. 'Zeg maar als het pijn doet', zei hij geruststellend. Bij de eerste kreet duwde hij zijn boor toch nog even twee keer extra hard in het gapende gat in mijn kies.

Mijn gedachtes aan vroegere tijden vervliegen als ik weer de focus krijg op het hier en nu. Mijn huidige tandarts, een vrolijke dame, zingt zachtjes mee met het liedje op de radio. Ondertussen heb ik een afzuiger, twee watten in de vorm van een rolletje stophoest, een klem en nog wat apparatuur in mijn mond. Het zingen stelt me gerust. Dat doet ze namelijk altijd als het gaat, zoals ze wil. Het repareren van een gebit is haar feestje.

En pijn bij haar patiënten? Daar doet ze niet aan. Ik voelde me nog geen moment angstig in de tandartsstoel aan de Jan Steenstraat. Toch skip ik wel eens controleafspraken. Een onbewuste angst denk ik, waardoor ik ook deze keer weer veel te laat naar de tandarts ging. Het kan de zingende dame met mondkap niet schelen, zij wil enkel helpen en hangt geen oordeel aan het lange wegblijven.

Eenmaal uit de behandelkamer maak ik meteen een afspraak voor over een half jaar. Mijn tandarts lacht als ze het gesprek opvangt wanneer ze haar volgende patiënt oproept. Dinsdag 3 maart 2015, 9 uur ben ik er weer. Als ik er niks tussenkomt tenminste...


zaterdag 16 augustus 2014

Ode aan de eredivisie

Ieder jaar zwelt het commentaar op het niveau van de eredivisie weer aan. Ik beleef echter al jaren veel plezier aan onze vaderlandse competitie. Tijd voor een ode aan de competitie die mij wekelijks blij maakt(e).

Antti Sumiala, Ali Ibrahim, Eric Viscaal, Dejan Govedarica, Graham Arnold, Pablo Sanchez, Wasiu Taiwo, Dmitri Khokhlov, Emerson, Cristiano, Mario Rodriguez, Dumitru Mitrita, Leeroy Echteld, Erik Regtop, Emiel van Eijkeren, Victor Kros, Michel Boerebach, Dean Gorré, Sunday Oliseh, Henri van der Vegt, Willem Korsten, Marko Perovic, Lucian Sânmărtean, Dmitri Shoukov, Yassine Abdellaoui, Rick Hoogendorp, Ronald Hamming, Maurice Graef, Edgar Barreto, Gerard de Nooijer, Ovidiu Stinga, Giorgi Kinkladze, Sergio, Jorg Smeets, Harry Decheiver, Ivica Vuko, Youri Petrov, Marino Promes, Ǵorǵi Hristov, Ali El Khattabi, Jatto Ceesay, John den Dunnen, Roberto Lankohr, Ignacio Tuhuteru, Florin Constantinovici, Juul Ellerman.



dinsdag 5 augustus 2014

De realiteit van de kernramp in Tsjernobyl

In november 2013 reisde ik met een groep vrienden naar Kiev. Om de schitterende stad te zien en om een excursie te maken naar Tsjernobyl. Een reis om nooit te vergeten. Onderstaand verslag verscheen in het personeelsblad MIX van NDC mediagroep.

Verdeelde reacties als ik vertel dat ik een bezoek ga brengen aan Tsjernobyl, waar zich een van de grootste wereldrampen aller tijden afspeelde. Van ‘Wow. Wereldgeschiedenis’ tot ‘Ramptoerisme!’. Een verslag van de reis naar een van de meest bizarre plekken ter wereld.

Het is zaterdagochtend 9 uur in Kiev. Een busje rijdt voor bij Hostel Gagarin. Onze gids stapt uit en begint meteen te vertellen onze reis richting Tsjernobyl. Hollanders als we zijn, vragen we voordat hij zijn verhaal af kan maken naar zijn naam. “Igor. Hoe vaak ik al naar Tsjernobyl ben geweest? Zo’n drie-, vier-, vijfhonderd keer.” Hij schiet weer in de gidsmodus en meet met zijn Geigerteller de straling in Kiev. De meter slaat uit tot 0,4. “In Nederland is de straling standaard 0,5. In een vliegtuig krijg je gedurende de reis 3,0 straling te verwerken.”

Igor start de motor van zijn busje in en lapt alle snelheidsbeperkingen aan zijn laars. Al snel verruilen we het woud van grauwe flats voor de landerijen buiten Kiev. Armoede overheerst langs de erbarmelijk slechte wegen. In de verte staan vrijstaande villa’s. De weg naar Tjsernobyl is lang de omgeving wordt het leger en leger, alsof je ieder moment over het randje van de aarde kunt rijden. Met nog dertig kilometer te gaan, komen we langs de eerste van twee checkpoints. Oekraïense soldaten met bontmutsen controleren onze paspoorten en inspecteren het busje. “Geen foto’s”, drukt Igor ons op het hart. “Ze laten je wel door, maar op de terugweg zorgen ze voor problemen. They are dogs.”

Na een minimale inspectie rijden we het ‘verboden gebied’ in. Links en rechts zien we bossen met vervallen huizen waar vroeger het dorp Tsjernobyl was gevestigd. Igor zet zijn busje in de berm bij het voormalige kinderdagverblijf van Tsjernobyl. De straling schommelt hier rond de 0,5. Hij houdt zijn geigerteller boven een onschuldig ogend hoopje modder. De eerste waarde die wordt gemeten is 14, waarna deze nog een stuk verder oploopt. De omgeving is met een waarde van 0,5 alles behalve radioactief. 

Ook in het geplunderde, vervallen en van ellende uit elkaar vallende kinderdagverblijf vormt straling niet het grootste gevaar. Gaten in de vloer, gebroken ruiten en scherpe randen wel. Tussen de gevaren door zien we wat er nog over is van wat ooit een plek was waar kinderstemmetjes klonken. Boekjes liggen op de grond onder een dikke laag stof, de haakjes voor de kinderjasjes zijn al 27 jaar ongebruikt en de kinderbedjes staan her en der door de kamers.

Het strakke tijdschema noopt ons om deze indrukwekkende plek te verlaten. Igor trapt het gaspedaal wederom flink in. De eerste gordels gaan om. In de verte is de bewuste kernreactor zichtbaar. Op 200 meter stopt Igor. De geigerteller laat een waarde van 0,9 zien. Bij iedere stap die we richting het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers zetten, gaat de waarde omhoog. Bij het monument, op 150 meter van de reactor, valt 3,2 af te lezen. Voor ons lopen vele werklui vrolijk fluitend rond. Zij werken dagelijks in het stralingsgebied om de nieuwe sarcofaag af te bouwen. Deze mobiele mantel kost bijna 800 miljoen en wordt uiteindelijk in zijn geheel over de reactor geschoven, omdat de huidige sarcofaag scheuren vertoont. 

Scheuren zo groot dat de vogels inmiddels in en uit kunnen vliegen. Van een afstandje is het gewoon een hele lelijke fabriek, maar het verhaal erachter maakt het moment bijzonder. Wat een energiebesparende proef moest worden, eindigde in een catastrofe. De mannen die een 150 meter lange tunnel tot onder de reactor groeven, zijn de eeuwige helden. Zij stortten beton onder de reactor, zodat er niks lekte in het grondwater. Was dit wel gebeurd, dan was heel Europa onbewoonbaar geweest. Enkel op de plek waar we nu staan, snap je die realiteit.

Onze volgende bestemming is Pripyat, de stad met 43000 inwoners die daags na de ramp in allerlei hun huizen moesten verlaten. Oude foto’s laten zien hoe het stadje eerder was. Er staan nu bomen waar vroeger een schoolplein was. We mogen de school van drie verdiepingen hoog in. Opnieuw het troosteloze beeld. Vanuit Kiev kwamen plunderaars naar Pripyat om alles van waarde uit de gebouwen te halen. Dit met totale chaos tot gevolg. Niets is meer heel. Hetzelfde geldt voor de naastgelegen sporthal en zwembad. In het busje zagen we nog beelden van zwemmende kinderen, nu is het enkel nog een leeg blok beton. Niet veel verderop staat de kermis die nooit is gebruikt. Twee dagen na de ramp zou de permanente kermis openen. Het reuzenrad, de botsauto’s en de zweefmolen zouden nimmer een lach op de gezichten van de inwoners van Pripyat tonen.


Vol van hetgeen aan ons voorbij is getrokken, scheurt Igor weer richting Kiev. Voor vijf uur moeten we het checkpoint weer voorbij zijn, dus haast hij zich. Links van ons is de reactor nog zichtbaar. De gids vermindert geen vaart. We zijn heel even in de greep van de reactor, want de geigerteller op het dashboard van Igor begint weer te piepen. Hij houdt de microfoon voor het metertje om het ons zo goed mogelijk te laten horen. Bij het opkijken, merkt hij pas op dat een bocht nadert. Met vier wielen denderen we in het stralingsgebied door de berm, waarna we weer met evenzoveel wielen op de weg belanden. Igor lacht als een boer met kiespijn. Om mij heen hoor ik diverse klikjes, de gordels gaan om. Ik volg hun voorbeeld, want de reis kon nog wel eens de gevaarlijkste missie van vandaag worden.

dinsdag 15 juli 2014

Ook in het voetbal liegen de feiten niet

Die eigenwijze Louis van Gaal toch. Hij bracht Tim Krul in het team, omdat hij ´puur naar de feiten´ kijkt. Feiten die laten zien dat Michel Vorm toch echt vaker een strafschop pakt dan Krul. Maar dat is bijzaak. Feit blijft dat Van Gaal een punt heeft: facts don´t lie.

De kersverse Weltmeister is daar een goed voorbeeld van. Na het veroveren van de wereldtitel meldde The Telegraph dat Duitsland in samenwerking met softwarebedrijf SAP een eigen programma heeft ontwikkeld om data van voetballers te analyseren.

Duitse spelers en diens tegenstanders worden door middel van acht camera´s in beeld gebracht en daarna kant en klaar aan de technische staf gepresenteerd. Via smartphone of tablet zien zij de prestaties, looplijnen en stats van de voetballers. Op basis hiervan kunnen wissels doorgevoerd worden of spelers geïnstrueerd worden om op een bepaalde wijze de tegenstander te benaderen.

Het is verbazingwekkend dat data-analyse nog niet bij iedere voetbalclub wordt ingezet. Slechts een aantal clubs is hier fanatiek mee bezig. Manchester City, ironisch genoeg de rivaal van Manchester United-manager Louis ´facts´ van Gaal, voorop. De club heeft een compleet team in dienst om voor, tijdens en na de wedstrijd alle feiten te analyseren en tot in de puntjes uit te pluizen wat er andere kan om beter te presteren.

Vijf jaar geleden lukte het Manchester City nog niet om de titel te pakken. De data-analisten probeerden te achterhalen hoe de laatste stap naar het kampioenschap gezet kon worden. De feiten toonden aan dat de teams die wél streden om de titel allen spelers in de gelederen hadden die in het laatste kwartier van de wedstrijd het verschil maakten.

City nam de bevindingen serieus en kocht een paar spelers die voldeden aan deze kwaliteit. Een van hen was Yaya Touré, de man die de seizoenen erna een van de belangrijkste pionnen werd in het legertje van The Citizens. Met Touré in de gelederen pakte de ploeg uit Manchester twee landstitels, de FA Cup, de League Cup en de Charity Shield.

Feiten liegen niet, dus waar wacht de voetbalwereld op?

zondag 6 juli 2014

Het orgasme van Tim Krul

Het was ergens eind jaren tachtig. Ik debuteerde als klein hummeltje in het oranje tenue van voetbalvereniging Astrea uit de stad Groningen. Een uitwedstrijd. Mijn ouders stonden langs de kant en zagen hoe ik totaal verloren tussen mijn leeftijdsgenoten liep. 

Ik raakte de eerste helft, die op die leeftijd gelukkig niet zo lang duurt, geen bal. Alle ballen gingen langs me heen. Mijn moeder vond het zielig en had last van plaatsvervangende schaamte. En terecht!

Ook de trainer, de vader die deze zaterdag de lul was om het team te begeleiden, was mijn opvallende onopvallendheid opgevallen. Zijn ingreep bleek er eentje van iemand met een gouden pik. Hij liet me na rust opdraven als keeper. Ik kreeg bij mijn debuut geen goal tegen en ik had zowaar mijn plek gevonden.

Het was gisteren zo'n vijfentwintig jaar na mijn debuut. Ik zat op het puntje van de bank Nederland-Costa Rica te kijken. Een plek waar Tim Krul tot een paar tellen daarvoor ook zat, maar dan in Salvador. Het werd uiteindelijk een heroïsche avond voor hem, voor Nederland en voor het WK. Maar bovenal voor hem, de beste keeper die 'we' momenteel hebben.

De doelman in mij kwam weer even naar boven, toen Krul plaatsnam op de doellijn. Want waar veldspelers denken een adrenalinekick te krijgen als ze een doelpunt maken, daar krijgen keepers een waar orgasme bij een fantastische redding. De adrenaline die door Ruiz' aderen pompte, was peanuts vergeleken met het gevoel bij Krul. Een gevoel waar alleen mensen die ooit keeper zijn geweest zich in kunnen verplaatsen. Ik dacht even terug aan die druilerige ochtend in de provincie.

Als ik zou moeten kiezen tussen twintig goals of één wereldredding of gestopte strafschop, dan wist ik het wel. Je weet dat de kans op succes klein is, des te groter de ontlading als je uiteindelijk toch slaagt in je missie. De beste drug die er is. Mensen die beweren dat keepers een beetje gek moeten zijn, hebben misschien toch wel gelijk. Maar hoe zou jij je voelen als je iedere wedstrijd toewerkt naar een orgasme? En dat iedere redding weer...

dinsdag 24 juni 2014

WIK Deel 1: Working Class Harro

Gedurende 7,5 jaar heb ik met veel plezier aan de Westindischekade (in de volksmond de WIK) gewoond. In een serie blogs schrijf ik over het wel en wee in deze achterstandswijk. Vandaag deel 1: Working Class Harro. (Vanwege privacy gebruik ik een andere naam)

Zo'n vijf jaar geleden nam collega en toenmalig straatgenoot Jeroen me voor het eerst mee naar de sigarenboer. Zo noemde hij hem niet, het was Harro. Ons kent ons in de Indischebuurt. Samen stapten we de, zoals het hoort muf ruikende, toko binnen om ons Toto-formuliertje in te leveren.

Daar stond hij: Harro. Precies zoals ik me had voorgesteld. Te weinig haar voor Bob de Rooij-scheiding, maar zijn poging was dapper. Overhemd, mottige spencer en ribbroek. Het onverstaanbare geslis maakte het beeld compleet. Het was het begin van vijf mooie jaren bij Harro.

Hij waande zich voetbalkenner en voorspelde dan ook vaak hoe FC Groningen het ging doen de volgende speelronde. Als zijn voorspellingen niet uitkwamen, was hij de eerste die op maandag riep dat 'hij die nederlaag al had voorspeld'.

Harro had zijn geliefde wijk nimmer verlaten. Nou ja, hij groeide op aan de overkant van de Bedumerweg. In De Hoogte, op steenworp afstand van zijn sigarenhandel. Toen ik vertelde dat mijn ouders daar ook waren opgegroeid, begon hij verder te vragen over het hoe en waar. Ik dwaalde af met de gedachte aan Harro die als Adonis achter mijn moeder aanzat en haar nafloot op straat. In theorie had Harro mijn vader... nee, ik wil het niet weten...brrrrr.

Maandenlang moest iedere klant aanhoren dat hij eigenaar zou worden van de zaak. Zijn grote droom. In eigen beheer de Story, snoepkikkertjes van een stuiver per stuk en zware shag verkopen. Maar als Harro je niet mocht, had je een verkeerde aan hem. Als de terminal van de Lotto weer eens kuren vertoonde, zou hij 'de vertegenwoordiger alle hoeken van zijn zaak laten zien' en toen een man netjes vroeg of hij 'honderd oero' kon wisselen, antwoordde Harro resoluut: 'het zijn geen oero's, maar uuro's!'.

Maar uiteindelijk zat er totaal geen kwaad in de beste man en als ik in de buurt ben, vul ik bij hem mijn Toto-formuliertje in. Ook al is het alleen maar voor een praatje. Over het feit dat dat ene rek met tijdschriften een meter is verplaatst of de bloemen er zo mooi bij staan. Tenzij Harro andere dingen te doen heeft. Zoals de keer dat ik een lege zaak aantrof en enkel het geluid van het doortrekken van de wc hoorde. 'Hai hai, dat lucht op. Soms moet je even flink, he', verklaarde hij zijn wc-bezoek. Hij veegde zijn handen nog even af aan zijn broek en stak zijn hand uit om het formuliertje in ontvangst te nemen. Zelfs daar kwam hij mee weg. Want hij is Harro.



zaterdag 21 juni 2014

Harry



 Het is halverwege de middag op vliegveld Campo dell'Oro nabij Ajaccio. Twee schitterende weken Corsica  liggen achter ons en hét gevoel overheerst. Het gevoel dat iedereen wel kent. De vakantie is ten einde en we verlangen ineens sterk naar huis. Zelfs de autorit richting de luchthaven door de mooiste natuur van Europa kan dit gevoel niet verdringen.

De schuifdeuren van de vertrekhal gaan open en ineens is het besef er: we gaan weer naar Nederland. Voor het informatiebord staan naar schatting 50 stellen van middelbare leeftijd. Hij in geruit overhemd, zij met een driekwart broek en lekker makkelijk kort kapsel. Bergschoenen eronder en klaar zijn de Hollanders. Gelukkig is er genoeg ruimte om even te vluchten van deze harde confrontatie met de reizende Nederlander. 

Eenmaal bij de gate is er echter geen ontkomen meer aan. We ploffen neer en kijken eens goed om ons heen. Links zijn twee stelletjes blijkbaar samen op vakantie. Type Wim, type Connie, type Bert en type Gerda. De dames keuvelen er gezellig op los, terwijl Bert er wat verloren bij zit. Wim is naast het type Wim ook nog eens het type fotograaf. Met zijn veel te kleine toestel zet hij zijn drie reisgenoten op de foto. Armen gestrekt, turend naar het kleine schermpje van de camera in zijn hand. Bert trekt een gekke kop, terwijl Gerda en Connie giechelen om ‘die gekke Wim’.

Inmiddels is er ook rechts van ons een stel gezeteld. De man heeft of geen goede vakantie gehad of hij heeft een slecht huwelijk. Vrolijk is hij in elk geval niet. De Franse reizigers die wachten op hun binnenlandse vlucht vormen makkelijke slachtoffers. ‘De Fransjes gaan. Dahaaaaaag Fransjes’, klinkt uit de mond van de Nederlander als ze opstaan en gaan boarden. Hij verlangt duidelijk naar de slappe koffie op kantoor en is klaar met het reizen. ‘Het hoeft voor hem allemaal niet’.

Wanneer we eindelijk mogen boarden, blijkt het vliegtuig nog niet geland. Aan de rand van de start- en landingsbaan wordt de ergste nachtmerrie waarheid: met alleen maar Nederlandse toeristen op een klein stukje Corsica. Opgepropt.

De paniek slaat toe. Overal waar we kijken, zien we de typische Nederlandse dingen. De bebaarde man naast ons heeft een zandkleurige korte broek aan, nonchalant shirtje, bergschoenen en uiteraard een rugzak waar ‘lekker veel in kan’. Eentje met kompas. Aan de andere kant hetzelfde liedje, maar deze keer iemand met een pet. Een pet die met een touwtje en een klemmetje vastgemaakt is aan het shirt. Anders waait ‘ie weg.

Het toestel dat ons via Sardinië naar Nederland zal vliegen, landt. Een foeilelijk vliegtuig van Sunweb. ‘Harry van de Sunweb. Haha, Harry komt ons halen’, klinkt het om ons heen. Een grap die vervolgens nog een paar keer wordt herhaald en als een soort wave door de groep mensen golft. We kijken elkaar aan en weten het meteen. ‘Zo worden wij later ook.’