woensdag 3 september 2014

Brink en Baukje

Ik moest er dinsdag weer aan geloven: de tandarts. Vier gaatjes deze keer. MAAR vier gaatjes in mijn geval. Liggend in de stoel dwaalden mijn gedachten af naar mijn tandartsbezoeken door de jaren heen. Vroeger was alles beter en mijn gebit is daar het half levende voorbeeld van.

Bij ons om de hoek in Paddepoel zat in mijn jeugdjaren tandarts Brink. Een man met een diepe stem waar Sinterklaas jaloers op is, enorme neusharen en een geruststellend karakter. Nimmer had ik het idee dat hij me te grazen ging nemen. Ik poetste braaf, hij was tevreden en na de behandeling mocht ik een gummetje in de vorm van een dier uit een grote pot vissen. Assistente Baukje lachte lief en ik keek stiekem wel weer uit naar het volgende bezoek. Brink en Baukje, op de een of andere manier noemde je vroeger juffen en assistentes bij de voornaam en meesters en (tand)artsen niet, waren gewoon lief en betrouwbaar.

Rond de eeuwwisseling kwam het nieuws dat mijn tandarts zijn spiegeltje aan de wilgen ging hangen. Nooit meer de gang naar zijn praktijk aan huis in de Kometenstraat. Nooit meer het geluid van een tandartsboor als je toevallig voor zijn praktijk langsliep. Balen, maar ik snapte zijn beslissing. Hij stortte zich volledig op een hobby: strips. Hij werd dan ook voorvechter van de komst van het Stripmuseum naar Groningen.

Als net-twintiger stapte ik na Brinks vertrek binnen bij zijn opvolger, die in hetzelfde pand zitting nam. Een Spanjaard wiens kennis van de Nederlandse taal zich leek te beperken tot 'ja' en 'nee'. Ik dacht een paar gaatjes te voelen, maar señor gaf mijn gebit een tien met een griffel.

Niet veel later volgde een tweede bezoek. Het 'spalkje' achter mijn voortanden zat los. Genoeg reden voor hem om het ding er vakkundig uit te slopen. Niks geen extra drupje lijm, eruit met die handel. Het bevreemdde me wel, maar hij was de expert, dus wie was ik om er iets van te zeggen. Achteraf dom, maar achteraf is ook maar achteraf. 

Bij de volgende controle was de Spanjaard vertrokken. Zijn opvolger was een Zuid-Afrikaan, die van 'beginnend gaatje, doen we niks aan' zijn lijfspreuk had gemaakt. Omdat ik het niet vertrouwde, stapte ik over naar een andere tandarts. Vele gaatjes werden ontdekt. Echter bleek de beste man zijn roeping als slager te hebben gemist. 'Zeg maar als het pijn doet', zei hij geruststellend. Bij de eerste kreet duwde hij zijn boor toch nog even twee keer extra hard in het gapende gat in mijn kies.

Mijn gedachtes aan vroegere tijden vervliegen als ik weer de focus krijg op het hier en nu. Mijn huidige tandarts, een vrolijke dame, zingt zachtjes mee met het liedje op de radio. Ondertussen heb ik een afzuiger, twee watten in de vorm van een rolletje stophoest, een klem en nog wat apparatuur in mijn mond. Het zingen stelt me gerust. Dat doet ze namelijk altijd als het gaat, zoals ze wil. Het repareren van een gebit is haar feestje.

En pijn bij haar patiënten? Daar doet ze niet aan. Ik voelde me nog geen moment angstig in de tandartsstoel aan de Jan Steenstraat. Toch skip ik wel eens controleafspraken. Een onbewuste angst denk ik, waardoor ik ook deze keer weer veel te laat naar de tandarts ging. Het kan de zingende dame met mondkap niet schelen, zij wil enkel helpen en hangt geen oordeel aan het lange wegblijven.

Eenmaal uit de behandelkamer maak ik meteen een afspraak voor over een half jaar. Mijn tandarts lacht als ze het gesprek opvangt wanneer ze haar volgende patiënt oproept. Dinsdag 3 maart 2015, 9 uur ben ik er weer. Als ik er niks tussenkomt tenminste...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten